Vleermuizen

Vleermuizen in de provincie Groningen

De gewone dwergvleermuis (Pipistrelllus pipistrellus) is de meest algemene vleermuissoort in Nederland. Ze jaagt relatief snel en wendbaar in een grillige vlucht met veel bochten en lussen en vliegt daarbij op enige afstand (1 tot 8 m) van de vegetatie. Ze vliegt op een hoogte van gemiddeld 2 tot 5 meter. Het is een klein dier met relatief lange smalle vleugels.

De baardvleermuis (Myotis mystacinus) is een kleine soort van 4 tot 8 gram met een spanwijdte van 19 tot 22,5 cm. Hij heeft een lichte, grijzige buikvacht en een donkerbruine tot geelbruine rugvacht. De snoet en de onderarmen zijn donkerbruin tot zwart. De oren van de baardvleermuis zijn kort, donkerbruin en relatief spits uitlopend. De tragus van de baardvleermuis reikt bijna tot de helft van het oor en heeft een spitse punt.

De meervleermuis (Myotis dasycneme) is een grote vleermuis en zijn buikvacht is grijswit met een donkere ondervacht en steekt duidelijk af tegen de middel- tot donkerbruingrijze rugvacht. De snuit is bruin met – in verhouding tot andere Myotis-soorten – vrij grote neusknobbels. Net als de watervleermuis heeft de meervleermuis opvallend grote voeten die hij gebruikt om insecten van het wateroppervlak te scheppen. Ze jagen vooral op die insecten die op het wateroppervlak zitten of daar vlak boven vliegen. De prooien worden dan met de relatief grote achterpoten, als het ware van het water geharkt.

De laatvlieger (Eptesicus serotinus) is een grote robuuste vleermuis. Hij heeft een lange vacht en is variabel van kleur. Die kleur varieert van middel tot donkerbruin. De buik  is lichter tot geelachtig bruin. De brede snuit is zwartbruin en de oren zijn middellang. Anders dan zijn naam doet vermoeden is het een van de eerst uitvliegende vleermuizen. Hij jaagt veel boven weilanden maar jaagt ook boven fruitbomen. Bij deze soort is de kans op hondsdolheid groot. Dus bij het vinden van de laatvlieger wees alert en neem beschermende maatregelen bij het aanraken van de laatvlieger. Waarschuw een vleermuisdeskundige of de dierenambulance.

De franjestaart (Myotis nattereri) is middelgrote vleermuis en heeft een duidelijk kleurverschil tussen buik- en rugvacht. De franjestaart dankt zijn naam aan de twee rijen borstelharen op de onderrand van de vlieghuid van de staart. Tijdens het jagen vliegen franjestaarten meestal zeer langzaam en zijn ze zeer wendbaar. Een belangrijke jachttechniek is het van bladeren en muren afpikken van insecten zoals vliegen en rupsen. Ook zijn ze in staat om spinnen met hun achterpoten uit het web te plukken zonder daarbij zelf het web te raken.

De rosse vleermuis (Nyctalus noctula) is een van de grootste vleermuissoorten van West-Europa, met een gewicht van rond de dertig gram en een spanwijdte van 32-40 cm. De naam houdt verband met de kleur van de vacht, die roodbruin (rossig) is. De vrijwel eenkleurige, korte en dichte haren geven dit dier een fluweelachtig glanzend aanzien. De oren zijn kort en rond en het lichaam is compact, torpedoachtig van vorm. Samen met de beharing onderop de vleugels zorgt dit voor een gestroomlijnde vorm en dus een snelle vlucht.

De grootoorvleermuis (Plecotus auritus)  heeft opvallend grote oren en zeer grote brede vleugels. Dit maakt duidelijk dat het om een grootoorvleermuis gaat. Ze jagen in langzame cirkels en een langzame zeer wendbare vlucht dicht op en door de vegetatie. Insecten worden van de bladeren of uit de lucht gegrepen. Soms blijven ze ook stilhangen (bidden) in de lucht.

Tweekleurige vleermuis

De tweekleurige vleermuis (Vespertilio murinus) is een niet veel voorkomende vleermuis in Nederland. Het is een middelgrote stevige vleermuis. Met een lange zwartbruine rugvacht met zilverwitachtige haar uiteindes. Jaagt op grote hoogte boven open landbouwgebieden, oeverzones en rond bewoond gebied.

De ruige dwergvleermuis (Pipistrelllus nathusii) is een vrij kleine vleermuis en lijkt sterk op de gewone dwergvleermuis. Vaak jagen ruige dwergvleermuizen langs bosranden, door lanen, boven open plekken in bos en langs houtwallen. Waterpartijen en beschutte oevers in voedselrijke gebieden vormen een belangrijk aspect van het biotoop. Ze jagen ook graag bij straatlantaarns, maar bebouwing en open gebied zijn minder in trek. Ze vangen insecten uit de lucht. Voor zover bekend zijn vooral dansmuggen van belang.

De watervleermuis (Myotis daubentoni) is een grote vleermuis, met een gewicht van 8-17 gram en lange, relatief brede vleugels met een spanwijdte van 20 tot 30 cm. De buikvacht is grijswit met een donkere ondervacht en steekt duidelijk af tegen de middel- tot donkerbruingrijze rugvacht. De snuit is bruin met – in verhouding tot andere Myotis-soorten – vrij grote neusknobbels. Net als de meervleermuis heeft de watervleermuis opvallend grote voeten die hij gebruikt om insecten van het wateroppervlak te scheppen.